Mark

Als Mark op zesjarige leeftijd het klooster moet verlaten, waar hij bij zijn geboorte als vondeling werd afgegeven, komt hij terecht in een onbekende en wrede wereld van tehuizen en internaten. De jeugdzorg en hulpverlening bieden geen perspectief, hij raakt getraumatiseerd en doet een zelfmoordpoging om aan zijn ellende te ontsnappen. Zijn leven komt daarna in een heel ander daglicht te staan als hij zich vastklampt aan een welzijnswerker die zich zijn lot aantrekt en hem tijdelijk onderdak verschaft in een tehuis voor daklozen en hem een toekomst in het vooruitzicht stelt. Hij stuurt hem naar een dure school waar hij in contact komt met een meisje van welgestelde ouders dat zich niets aantrekt van zijn reputatie als dakloze en hem op sleeptouw neemt. Dankzij haar inzet en de inzet van haar moeder, een huisarts die hij verafgoodt, komt Mark na een moeilijke periode in rustiger vaarwater terecht. Langzaam maar zeker ontstaat er een band tussen hem en de vrouw die hij gaat zien als zijn eigen moeder en welwillend die functie overneemt. Hij gaat samenwonen met zijn schoolvriendin op een oude woonboot. Vandaar werkt hij aan zijn sportcarrière en wordt herkend door zijn biologische moeder tijdens een tv-interview. De haat die hij jegens haar koestert slaat om in sympathie als hij de werkelijke toedracht verneemt waarom zij hem heeft achtergelaten voor de poorten van een klooster. Vlak na de hereniging met zijn moeder vertrekt hij alleen naar Frankrijk met een tweejarig contract en komt daar voor een onaangename verrassing te staan. Gedesillusioneerd keert hij terug en probeert de draad weer op te pakken. Als dan ook zijn moeder nog komt te overlijden…