Historisch jaarboek Groningen 2011

Ook in 2011 biedt het Historisch Jaarboek Groningen de lezers weer een aangenaam gevarieerde inhoud.
Over de Middeleeuwen gaat de bijdrage van Sible de Blaauw. Aan de hand van een luidklok van de abdij Bloemhof te Wittewierum die in de toren van Slochteren belandde, behandelt hij de functies en de productie van luidklokken en staat hij tevens kort stil bij het lot van dit erfgoed in Groningerland.
Twee andere artikelen behandelen onderwerpen uit de vroeg-moderne tijd. Freerk Veldman gaat na welke kunstenaars verantwoordelijk waren voor de prachtige poort van Nienoord uit 1708. Terwijl Joop Koopmans naar aanleiding van de desastreuze, met een tsunami gepaard gaande aardbeving van Lissabon (1755) onderzoekt hoe snel het nieuws zich indertijd verspreidde, waarbij hij de Groningsche en de Haarlemsche Courant op hun actualiteit vergelijkt.
Beide artikelen over de nieuwste geschiedenis gaan dit keer over de restauratie van strokartonfabriek De Toekomst bij Scheemda. Architect Kor Holstein beschrijft, uitgaande van een meer algemene geschiedenis, allerlei keuzes die bij de restauratie zijn gemaakt. Daarnaast houdt Marijn Molema een pleidooi voor vergroting van het draagvlak onder dit erfgoedproject bij de lokale bevolking.
Vanaf 1950 kwamen er Chinese restaurants in Groningen. Kees Kuiken werpt de vraag op of er inderdaad sprake was van één grote familie of clan, zoals een populair vooroordeel wil, en komt in zijn groepsportret uiteindelijk uit op een netwerk van naam- en streekgenoten dat balanceerde tussen twee werelden met totaal verschillende politieke systemen.
Historiografisch is de bijdrage van Pieter Huistra. Hij behandelt de archivistische en historische opvattingen van Hendrikus Octavius Feith sr. En Hendrikus Octavius Feith jr., de eerste archivarissen die de provincie Groningen kende. De eerste Feithen en hun Register mogen dan wel eens verguisd zijn, als kinderen van hun tijd konden ze uiteraard niet voldoen aan latere aangelegde maatstaven.
Traditiegetrouw vindt de lezer achterin het jaarboek twee rubrieken. De een gaat over opgravingen, archeologische vondsten en restauraties. En de andere over de belangrijkste historische literatuur die vorig jaar verscheen.