De rechtsverhouding tussen procespartijen

Waar hebben procespartijen zich over en weer aan te houden? Dit boek gaat over de belangrijkste normen die deel uitmaken van de rechtsverhouding tussen procespartijen, de rechtsgevolgen van schending van deze normen en de wijze waarop deze rechtsgevolgen zich laten effectueren. Aan de orde komen allereerst (recent) gecodificeerde processuele plichten: de waarheidsplicht, de plicht onredelijke vertraging te voorkomen, de getuigplicht en de plicht gegevensdragers in te brengen. Vervolgens wordt uitgebreid ingegaan op het leerstuk van misbruik van processuele bevoegdheden. Daarna richt de aandacht zich, mede in het kader van de eisen van een goede procesorde, op processuele lasten. In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende door partijen in te roepen rechtsgevolgen (verbod en bevel ten aanzien van procesgedrag, aansprakelijkheid voor procesgedrag, het onthouden van rechtsgevolg aan procesrechtshandelingen), alsmede enige door de rechter op te leggen sancties (onder meer in het kader van de proceskostenveroordeling). De in dit boek beschreven normen en hun rechtsgevolgen geven partijen belangrijke wapens in handen om de wederpartij te dwingen bij te dragen aan een aanvaardbaar procesverloop of haar de negatieve consequenties van normschending te doen dragen. De auteur concludeert dat van deze wapens veel meer gebruik kan worden gemaakt dan thans gebeurt. Wellicht kan een toenemend beroep op en enige aanscherping van deze normen een bijdrage leveren in de strijd tegen te lange, te dure en onbevredigend verlopende civiele procedures.