Godin van de wieg

Tijdens haar reizen voor CUNINA tekende Sabine De Vos de levensverhalen op van de kinderen die op haar de meeste indruk maakten. De acht verhalen zijn gebaseerd op gesprekken. De feiten zijn deels echt gebeurd, deels fictief. De plaatsen waar de verhalen zich afspelen zijn zeer verschillend. De rode draad door alle verhalen is telkens de sterke persoonlijkheid van de hoofdfiguur. Allen zijn het straatkinderen die een bestaan leiden dat voor ons aan het onvoorstelbare grenst. De kinderen zijn kampioenen in het bedenken van trucs en strategieën om te doen wat voor hen elke dag weer het belangrijkste is: overleven. Het boek voert ons mee naar de sloppenwijken van Kinshasa, de catacomben van het voetbalstadion in Rio, naar Haïti, de Filippijnen en naar het hartje van het Amazone-oerwoud. Het boek is uitstekend geschikt om in de klas mee te werken. Op een vaak humoristische en avontuurlijke manier krijgen de lezertjes een beeld van leeftijdgenoten die in totaal andere omstandigheden opgroeien. Het maakt praten over ontwikkelingssamenwerking meteen een stuk concreter. Een toelichting bij het CUNINA-project en een lijst met vreemde woorden en namen zijn achteraan in het boek opgenomen.